Nederlands : Nederlands de afwijking = de verandering, iets wat anders is dan het normale bezwijken = 1 doodgaan; 2 het opgeven constant = voortdurend, altijd exact = precies de formule = vaste regel om iets uit te rekenen gemiddeld = 1 de doorsnee (precies uitgerekend); 2 ongeveer maximaal = hoogstens, niet meer dan minimaal = minstens, niet minder dan schatten = beoordelen, raden steunen = helpen, zorgen dat iets of iemand niet omvalt stoer = flink en sterk zich opwinden = je kwaad maken de infectie = ontsteking beschikbaar = wat er is en wat je mag gebruiken depressief = lange tijd erg somber zijn medisch = wat te maken heeft met geneeskunde (zich) opdringen = iemand iets geven of laten doen wat hij eigenlijk niet wil de patiƫnt = de zieke psychisch = wat te maken heeft met de geest, niet-lichamelijk het recept = 1 uitleg hoe je een gerecht moet maken; 2 voorschrift van de arts voor medicijnen het risico = kans op gevaar of schade somber = verdrietig, aan het piekeren de stemming = 1 gevoel dat iemand of een groep heeft, de sfeer; 2 een stem uitbrengen als je moet kiezen de vitamine = bepaalde stof in voeding die je nodig hebt om gezond te blijven de weerstand = de kracht van je lichaam om ziekten tegen te houden de werking = hoe het werkt, het effect