Nederlands : Nederlands de aanleiding = de reden, de oorzaak extreem = heel erg, uitzonderlijk de fobie = de ziekelijke angst immers = toch, namelijk inmiddels = ondertussen lijken = een bepaalde indruk geven nauw = 1 sterk, hecht; 2 heel smal; 3 precies nerveus = zenuwachtig produceren = maken uniek = uitzonderlijk, waar er maar één van is voorkomen = zorgen dat het niet gebeurt de vrees = de angst zodra = zo gauw als afgunstig = jaloers beangstigend = het maakt je bang effectief = dat zijn doel bereikt ervaren = voelen, beleven, meemaken gevleid = vereerd, trots glunderen = stralend glimlachen hoewel = ook al inspecteren = kijken of het klopt, controleren de nakomeling = het kind, het nageslacht negeren = doen alsof het er niet is spontaan = zonder na te denken, zoals het in je opkomt het vermogen = 1 het kunnen van iets, de kracht; 2 het geldbedrag, de waarde weigeren = niet doen, niet accepteren