| De kat uit de boom kijken. | De aap komt uit de mouw. | De hond in de pot vinden. |
| Je mag een gegeven paard niet in de bek kijken. | Het paard achter de wagen spannen. | Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel. |
| Als het kalf verdronken is, dempt men de put. | Een ezel stoot zich in ’t gemeen niet tweemaal aan dezelfde steen. | Een vreemde eend in de bijt zijn. |
| Als een olifant door de porseleinkast gaan. | door een roze bril kijken | stralen |
| met zijn hoofd in de wolken | op zijn strepen staan | met de hakken over de sloot |
| horizontaal | verticaal | uiterlijk |
| minimaal | locatie | dakpansgewijs |
| Zo laat thuiskomen dat het eten al op is. | Nu blijkt wat er echt gebeurd is. | Alles eerst rustig bekijken als je ergens nieuw bent. |
| Als er geen toezicht is, durft iedereen opeens heel veel. | Iets onhandig aanpakken. | Je mag niet ondankbaar zijn over een cadeau dat je krijgt. |
| Niet in de groep thuishoren. | Alleen als je dommer bent dan een ezel, maak je twee keer dezelfde fout. | Pas als er een ongeluk gebeurd is, wordt er iets aan het probleem gedaan. |
| heel gelukkig en blij kijken | de dingen mooier zien dan ze in het echt zijn | Heel onvoorzichtig of onhandig zijn. |
| op het nippertje (net aan) | volhouden tot je krijgt waar je recht op hebt | zo gelukkig dat je niet meer goed oplet |
| niet later dan | van boven naar beneden | van links naar rechts |
| half over elkaar heen | plaats | niet minder dan, in ieder geval |