Nederlands : Nederlands begrip, het = het woord inzicht, het = het weten hoe iets in elkaar zit tekort aan = te weinig van overzichtelijk = zo dat je snel en makkelijk kunt zien wat het is in grote lijnen = samengevat tot de belangrijkste punten aantonen = bewijzen op de hoogte zijn van = weten ten koste gaan van = een nadeel zijn voor onderscheiden = verschillen tussen dingen zien of beschrijven deelnemen aan = meedoen met