Nederlands : Nederlands feit, het = de gebeurtenis die echt gebeurd is kritiek, de = de opmerkingen die je ergens bij hebt uitspraak, de = de mening die je uitspreekt conflict, het = de ruzie redenering, de = de redenen die je ergens voor geeft op zich nemen = voor iets verantwoordelijk willen zijn bevestigen = ja' op iets zeggen ontkennen = nee' op iets zeggen in tegenstelling tot = anders dan over het algemeen = meestal