Nederlands : Nederlands samenhangend = met logische verbanden (bijv. tussen zinnen) geheel, het = alles bij elkaar formulering, de = woorden die je gebruikt om iets te vertellen maximaal = hoogstens volledig = compleet, helemaal aansluiten bij = passen bij goedlopend = prettig leesbaar, met een goede grammatica standaard = zoals het altijd gaat aanzienlijk = enorm, veel betrekking hebben op = te maken hebben met