Nederlands : Nederlands aanbeveling = goede raad of advies aanleiding = gebeurtenis die tot schrijven leidt analogie = overeenkomst, vergelijking anekdote = kort, kenmerkend of grappig verhaaltje ter inleiding autoriteit = gezagsdrager, erkende bron beschouwen = meerdere interpretaties, verklaringen en opinies aanbieden causaliteit = verband tussen oorzaak en gevolg cirkelredenering = argument geven dat hetzelfde inhoudt als het standpunt component = element, onderdeel confidentieel = vertrouwelijk consistent = met elkaar kloppend, logisch samenhangend, niet tegenstrijdig constatering = vaststelling discrepantie = onderlinge afwijking, duidelijk onderscheid, verschil dogmatisch = streng en onbuigzaam drogreden = verkeerd gebruikt, foutief argument evident = zeer duidelijk existentieel = over de zin van het bestaan expliciet = nadrukkelijk onder woorden gebracht exponent = vertegenwoordiger fluctueren = schommelen, wisselen fractie = gedeelte, groep fundamenteel = diepgaand, wezenlijk generalisatie = standpunt beargumenteren op basis van één of te weinig voorbeelden genre = soort, categorie hypothese = veronderstelling impliciet = niet in de tekst geformuleerd maar er wel uit af te leiden integriteit = onkreukbaarheid, oprechtheid intentie = bedoeling of oogmerk van de schrijver, houding, zienswijze ironie = spot, waarin je het tegenovergestelde zegt van wat je bedoelt kanttekeningen = commentaar, kritische opmerkingen karakteriseren = voornaamste kenmerken geven mandaat = toestemming, volmacht moreel = volgens het fatsoen, zedelijk motief = beweegreden, drijfveer nevenschikking = naast elkaar verschillende, gelijkwaardige argumenten gebruiken nuanceren = laten zien dat ook andere gezichtspunten mogelijk zijn objectief = zich bepalend tot de feiten omslag = ingrijpende verandering, ommekeer onderschikking = argument ondersteunen met één of meer subargumenten paradox = schijnbare tegenstrijdigheid pleidooi = ander woord voor betogende tekst pretenderen = beweren projectie = jouw gedachten en gevoelens aan een ander toekennen steevast = volgens vaste gewoonte, altijd weer stereotiep = vast, onveranderlijk strekking = wat wordt bedoeld met de tekst, hoofdzaak toelichting = voorbeelden of nadere uitleg van een opvatting vertekenen = standpunt anders weergeven dan is bedoeld, onjuist weergeven, vervormen vooroordeel = voorbarig, meestal afwijzend standpunt weerlegging = ontkrachting van een argument