aan de slag

De leraar zei dat de leerlingen met de opdracht aan de slag moesten.

aanspreken

Dat boek is erg spannend en zal je vast wel aanspreken.

de aanwijzingen

Er zijn aanwijzingen dat het een ongeluk was.

aanzwellen

Het enge geluid bleef maar aanzwellen.

afgebladderd

De deur was bijna kaal, de verf was helemaal afgebladderd.

als bevroren

Toen hij de geluiden hoorde, stond hij als bevroren.

amper

Hij had amper gekeken toen het beeld zwart werd.

de angsthaas

Jij durft ook niets, je bent een echte angsthaas.

de begane grond

Op de begane grond waren de kamer, de keuken en het toilet.

behekste

Het behekste huis was veel te eng om in te wonen.

bepalen

De scholieren bepalen samen hoe ze het werkstuk maken.

beseffen

Je moet beseffen dat het geen makkelijke opdracht is.

bestudeer

Ik bestudeer de kaart van de stad om de weg te vinden.

bezweren

Hij sprak bezwerend over zijn geheime opdracht.

de broekschijter

Hij durft niet op de schommel, de broekschijter.

de chip

Bij katten wordt er een chip onder de huid aangebracht.

drassig

Omdat de grond erg drassig was, moest je omlopen over een droger stuk.

emigreren

Ik ga later emigreren naar Spanje.

de emoties

In gedichten komen vaak emoties naar voren.

de ervaringen

Ik heb slechte ervaringen met die winkel.

het fragment

Dit fragment vind ik mooi om te lezen.

geboekt

Hij had een reis geboekt naar Thailand.

een handvol

Met een handvol muntjes kwam hij bij de parkeerautomaat.

in het oog houden

Ik zal die jongen goed in het oog houden om te zien wat hij doet.

in volle vaart

Martin rende in volle vaart de fiets ondersteboven.

kleumen

Mo stond te kleumen bij de bushalte.

knus

De kamer was heel knus ingericht.

koud om het hart

Het werd hem koud om het hart toen hij aan het enge huis dacht.

loeiende

De loeiende sirenes maakten de kinderen aan het schrikken.

met tegenzin

Bart ging met tegenzin naar de winkel voor de boodschappen.

het mysterie

Het is een mysterie hoe er zoveel bloemen konden uitkomen.

de nachtmerrie

In haar nachtmerrie kreeg ze een vreselijk ongeluk.

negeert

De leraar negeert de vragen van Paul.

de tekens bevallen aan het werk
doodstil losgelaten langzaam toenemen
met de oppervlakte gelijk de bangerd nauwelijks
begrijpen vaststellen betoverde
de bangerd in de macht houden goed bekijken
verhuizen naar het buitenland te nat elektronisch onderdeel
het deel wat je hebt meegemaakt gevoelens
in de gaten houden een beetje geregeld, afgesproken
gezellig koud worden heel snel
liever niet veel lawaai makend bang worden
net doen of het er niet is de enge droom iets geheimzinnigs
de ogen de kost geven

Je moet je ogen de kost geven als je wilt ontdekken wat er gebeurd is.

omkieperde

Toen de emmer omkieperde, zat alles onder het zand.

de ontzetting

Met ontzetting keek Janos naar de vreselijk gedeukte auto.

op de hielen

De hond zat het meisje op de hielen.

de ravage

De harde storm had een ravage aangericht in de bossen.

realistisch

Ik kan me altijd het best inleven in realistische verhalen.

de reeks

Er stond een reeks aanwijzingen in het schoolboek.

de reling

Pierre leunde over de reling en tuurde in het water.

rochelende

De rochelende man had veel moeite met ademhalen.

de schim

John zag de schim van een persoon door de gang sluipen.

sciencefiction

Een sciencefictionverhaal speelt zich af in de toekomst.

het silhouet

De jongen zag het silhouet van een man langs de waterkant.

spits

De toren van die kerk is erg spits.

striemde

De regen striemde tegen de ruiten van het klaslokaal.

strompelen

De gewonde voetballer strompelde van het veld.

struinen

Ik struin door de kamer op zoek naar mijn etui.

tere

De tere vlinder had prachtige kleuren.

het terrarium

In het terrarium zaten heel grote muggen.

de troepen

De tijger leeft niet in troepen.

tuurde

Marjan tuurde over het water naar het eiland.

uitdagen

Kan ik je uitdagen tot een wedstrijdje?

de uitzetting

Door de uitzetting van onze vriendin waren we erg verdrietig.

vaart maken

We moeten vaart maken met onze plannen voor de vakantie.

verdwaasd

De gewonde speler keek verdwaasd om zich heen.

verkreukt

Het papier kwam verkreukt uit zijn jaszak.

vervaagd

De tekening op de muur was helemaal vervaagd.

de vleugel

De rechtervleugel van het kasteel was zwaar beschadigd.

de vooravond

Aan de vooravond van het feest was Paul erg gespannen.

voorspelbaar

Ik dacht wel dat het zo zat, het was erg voorspelbaar.

vreesde

De surfer vreesde voor zijn leven, toen hij de haai zag.

wankelen

Nadat hij gevallen was, wankelde hij naar de stoel.

het woud

In het Noorse woud liepen elanden.

met grote schrik omvalt goed opletten, goed kijken
echt lijkend de rotzooi, de puinhoop er vlak achter
met keelgeluid ademen het hek langs het water de rij
de omtrek toekomstverhaal het vage figuur
moeilijk lopen scherp treffen toelopend, steeds smaller wordend
de bak voor reptielen of insecten dun, fijn zoekend lopen
oproepen tot strak kijken de groepen
in de war snel gaan iemand ergens wegsturen
het zijdeel van een gebouw niet scherp, vaag geworden niet glad
werd bang herkenbaar, te voorspellen de avond vóór iets
het bos niet stabiel lopen, bijna vallend