Nederlands : Nederlands "aankondigen -\"Meneer Kreupelhout kondigde aan dat we gingen worstelen.\"-" = vertellen "aanscherpen -\"De springer scherpte zijn beste prestatie aan.\"-" = nog beter maken Zijn voorsprong op nummer twee was [aanzienlijk]. = opvallend, veel Ik ben [abonnee] van Voetbal International. = iemand die betaalt om iets regelmatig te krijgen Kom je zelf nog in [actie] of blijf je de hele dag naar dat sportprogramma kijken? = de handeling, de daad Je moet vaak een code [activeren], voordat je gebruik van een website kunt maken. = aan de gang krijgen "van adel zijn -\"Wist je niet dat hij van adel is?\"-" = door je geboorte horen bij een groep die bepaalde rechten heeft Dat is een [ambitieuze] leerling. = zo dat je veel wilt bereiken Die [arrogant]e voetballer scoort liever zelf! = verwaand, denkend dat je heel goed bent Hij [behaalde] de finish na ruim drie uur lopen. = iets bereiken (na wat moeite) Met een onwaarschijnlijke [behendigheid] daalde de skiër de steile helling af. = de handigheid "zich bevinden -\"De juryleden bevinden zich nog in het wedstrijdsecretariaat.\"-" = ergens zijn Na [de bootcamp] viel hij uitgeput in slaap. = de zware training Wij eten vaak [broccoli], omdat die groente gezond is. = de groene groente die er als bloemkool uitziet Wat zijn jouw [capaciteit]en? = de dingen waar je goed in bent Bij gewichtheffen heb je verschillende gewichts[categorie]ën. = het onderdeel van een groep "checken -\"Check jij even of we nog pizza in huis hebben?\"-" = controleren, nagaan De volgende morgen stond [het citaat] op de voorpagina van de krant. = de woorden die iemand letterlijk zo zegt De zelfverzekerde sporter [claimde,] voordat de wedstrijd begonnen was, de overwinning al. = opeisen, willen hebben De loper kreeg van zijn coach een [compliment]. = de mededeling dat je iets goed vindt De ploeg die alles verloor, moest natuurlijk [degraderen]. = naar een lagere klasse gaan In dit [district] komen niet veel toeristen. = het gebied Een zin eindigt [doorgaans] met een punt. = meestal Mag je zomaar een film [downloaden]? = een bestand van het internet halen In [de dug-out] zaten de spelers ongeduldig te wachten op een wissel! = het overdekte spelersbankje Het bedrijf heeft [het faillissement] aangevraagd. = de situatie waarin een bedrijf te veel schulden heeft om nog langer te kunnen bestaan Wat is jouw [favoriet]e sport? = lievelings- Dat is een [geduchte] tegenstander. = waar je respect voor hebt Roland Garros is één van de [grandslamtoernooi]en. = belangrijk tennistoernooi Ik wist echt niet dat je geen [hamburger]s eet. = het ronde, platte stuk vlees (rundergehakt) Waarom [herken] je hem niet? Hij is de beste voetballer ooit! = door zien of horen weer weten wat het is of wie het is Op [de illustratie] kun je zien wat je moet doen. = het plaatje, de tekening Op de [ingelast]e vergadering vertelde de trainer dat hij ging stoppen. = er tussen gezet Heb jij weleens een [internationale] wedstrijd gespeeld? = tussen verschillende landen Tijdens [het interview] merkte je dat de sporter zich boos maakte. = het vraaggesprek "ergens kapot van zijn -\"De sporter was er kapot van dat hij gewisseld werd.\"-" = iets heel erg vinden In Zweden eten ze vaak [knäckebröd]. = het platte knapperige brood De woorden worden in een [kolom] gezet. = de smalle rij Bij atletiek is de 100 meter [het koningsnummer]! = het belangrijkste nummer Wie is [de koploper] in dit toernooi? = de man / vrouw die voorop loopt / staat De chemo[kuur] heeft gelukkig geholpen. = de behandeling om beter te worden Na [de kwalificatieronde] raakte de sprinter geblesseerd. = de ronde waarin je laat zien dat je voor een bepaald onderdeel geschikt bent Hij nam [de lastminutebeslissing] zonder aarzelen. = de beslissing die je op het allerlaatste moment neemt Over de Italiaanse [maffia] zijn veel spannende films gemaakt. = bende van georganiseerde misdadigers Hij is zijn [motivatie] om goed te presteren kwijtgeraakt. = de reden waarom je iets doet Hij eet 's morgens altijd een [omelet] met kaas en ui. = het gebakken ei Zij wint [ongetwijfeld] een medaille. = zeker weten, zonder twijfel Hij werkt erg [onregelmatig]: de ene keer elke dag en dan weer weken niet. = telkens anders, niet volgens een regel Kun jij de [ontbreken]de woorden invullen? = er niet zijn Hij [ontwerpt] een nieuwe kledinglijn. = maken Wie zijn de [oorspronkelijke] bewoners van Canada? = eerste Een zin [is opgebouwd uit] zinsdelen. = bestaat uit "ogen -\"Dat oogt goed!\"-" = eruitzien "opsommen -\"De fan somde alle beste prestaties van de tienkamper op.\"-" = opnoemen Wie [organiseert] het volgende wereldkampioenschap voetbal? = iets voorbereiden en laten gebeuren Wat een [origineel] idee! = niet nagemaakt, als eerste bedacht De ploeg verscheen op de bijeenkomst in de nieuwe [outfit]. = de kleding Is er een [overeenkomst] tussen een kogel en een discus? = dat wat gelijk is Houd jij van [paella]? = Het Spaanse gerecht met rijst en vis De lijnen lopen [parallel]. = evenwijdig aan elkaar De trainer moet de speler op tijd [op peil brengen]. = op een goed niveau brengen Op [de persconferentie] gaf Louis van Gaal een duidelijke uitleg. = de bijeenkomst voor verslaggevers "plaatsvinden -\"De Olympische Spelen vonden in 2016 plaats in Rio.\"-" = gebeuren Een fietstocht langs de Nederlandse kust kun je beter [plannen], anders heb je echt geen slaapplaats. = vooraf bedenken De wielrenner [ploeterde] over het slechte wegdek. = met veel moeite verdergaan Hij voelde zich niet thuis in [de prestatiemaatschappij]. = de maatschappij waarin je moet laten zien wat je kunt "presteren -\"Heeft je club goed gepresteerd of ging het fout?\"-" = iets doen, iets uitvoeren "relaxen -\"Relaxt volgde hij vanaf de tribune de wedstrijd.\"-" = ontspannen De schaatser sprak vrolijk met zijn belangrijkste [rivaal]. = de tegenstander Wil je er [sambal] bij? = de hete saus Hij [scrolde] door het bestand. = verplaatsen van tekst op een scherm De trainer [selecteerde] zijn beste spelers. = uitkiezen "showen -\"De discuswerper showde zijn gouden medaille aan iedereen.\"-" = laten zien Hij [solliciteerde] naar de baan van trainer-coach bij ARC. = reageren op een baan Een sprinter loopt natuurlijk op [spikes]. = de schoenen met spijkertjes onder de zool Toen de ploeg met 2-0 voorkwam, werd de geblesseer[de spits] uit het veld gehaald. = de aanvallende voetballer Woedend [stampte] de jongen naar de deur van het lokaal. = hard met je voeten op de grond ‘slaan' Mijn opa maakt alle [sudoku]'s die in de krant staan. = Japanse puzzel met cijfers Moet je dat [tenue] ook tijdens een training dragen? = de kleding die voorgeschreven is Ken jij al die [term]en uit de rugbysport? = het woord De sprinter won zijn serie; [toch] was hij niet tevreden. = ondanks dat alles, maar Door de [toenemende] drukte van het wegverkeer geeft hij de voorkeur aan de trein. = groter wordende Je moet wel genoeg water [toevoegen], anders wordt het beslag te dik. = erbij doen Wat beweegt die man [traag]. = langzaam, niet snel Supporters van Nederlandse sporters reizen vaak [uitgedost] in oranje naar wedstrijden. = gekleed Heb jij een [uittreksel] van dit boek? = de geschreven samenvatting Op internet staan vaak veel [vacature]s van jaren geleden! = de baan waarvoor iemand gezocht wordt De kleding van een marathonloper is vaak [vederlicht]. = heel erg licht, zo licht als een veertje Een voegwoord [verbindt] twee zinnen met elkaar. = aan elkaar vastmaken Is ons team nu [volledig]? = compleet, zodat er niemand meer ontbreekt Ik vind een [wok] een mooie pan. = de ronde pan waarin je roerbakt In deze [zone] mag je je auto niet parkeren. = het gebied De coach reageerde [zuur] op de vragen van de journalist. = kribbig, nors