Nederlands : Nederlands "afpassen -\"De hoeveelheid melk die een baby'tje krijgt, wordt precies afgepast.\"-" = precies uitmeten "een afweging maken -\"Als je een afweging moet maken tussen een nieuwe mobiel of een Switch, wat doe je dan?\"-" = overdenken, beredeneren Als je zoutloos moet eten, bestaan er veel [alternatieven] zoals peper en kerrie. = hier: andere mogelijkheid Onze mentor [bevestigt] dat we na de vakantie een dag huiswerkvrij hebben. = zeggen dat het klopt, ja zeggen Hij [beweert] dat we morgen vrij hebben. = zeggen De docent houdt bij een toets Mike [constant] in de gaten. = de hele tijd Op vrijdag voor de vakantie zit ik [continu] op de klok te kijken. = de hele tijd Om goed te worden in een sport moet je veel [discipline] hebben. = hier: jezelf aan het werk kunnen zetten Beyoncé is een echte [diva]. = vrouwelijke ster, beroemdheid "voor een dubbeltje op de eerste rang / rij zitten -\"Mijn vader wil altijd voor een dubbeltje op de eerste rang zitten.\"-" = zo veel mogelijk voordeel willen voor zo weinig mogelijk geld In Zuid-Korea worden de belangrijkste [e-sport]-competities gehouden. = gamen in wedstrijdverband Hij is een [expert] in alle balsporten. = deskundige Volgende maand opent hier een nieuw [filiaal] van Mc Donald's. = winkel die bij een winkelketen hoort Met sommige regels moet je [flexibel] omgaan. = aan kunnen passen Gisteren wonnen we vier euro met [de fruitautomaat]. = gokkast "hand in hand gaan -\"Kamperen in Nederland gaat hand in hand met slecht weer.\"-" = gaat gepaard met, gaat samen met In bijna iedere groep is wel een bepaal[de hiërarchie]. = rangorde, verschil van macht tussen mensen De koffie van [het huismerk] is even goed als die van Douwe Egberts. = product onder de naam van de supermarkt, eigen merk "iets meegeven -\"Tot slot wil ik je nog meegeven, dat je lastige sommen veel moet herhalen.\"-" = bij het weggaan geven Als je meer zakgeld wilt, kun je dat beter [indirect] vragen, bijvoorbeeld door te zeggen dat je meer geld uitgeeft aan schoolspullen. = via een omweg, niet rechtstreeks In dit kookboek staan recepten waarvoor je maximaal vijf [ingrediënt]en nodig hebt. = product dat je nodig hebt om iets te maken Een acteur moet zich goed kunnen [inleven]. = je voorstellen hoe het is om iemand anders te zijn Morgen heb ik een [intake]gesprek op mijn nieuwe school. = gesprek om te kijken of iemand aan de voorwaarden voldoet "kraken -\"Dion heeft je computer zo gekraakt.\"-" = hier: hacken Er is veel vraag naar [levensmiddelentechnologen.] = iemand die voeding test en keurt Mijn moeder is genezen, maar gaat nog steeds om met [lotgenoten.] = iemand die hetzelfde mee heeft gemaakt als jij Dat ga ik nooit of te [nimmer] doen. = nooit Ze gooide [nonchalant] haar jas over de stoel. = achteloos, onbezorgd Het is moeilijk om je eigen werk [objectief] te beoordelen. = feitelijk, zonder mening De verdachte kon al het bewijs dat de politie verzameld had, niet langer [ontkrachten]. = weerleggen, bewijzen dat anderen het mis hebben Toen Julian 16 werd, [overrompelden] we hem met een geweldig verrassingsfeest. = hier: verrassen, verbazen Ik [overweeg] dit jaar met vrienden naar Salou te gaan. = over iets nadenken In de uitverkoop gaan mijn vriendinnen en ik op [prijzenjacht]. = zoeken naar de goedkoopste producten Mijn vader is [producent] van tandpasta. = de fabrikant, de maker Zij danst als een [professionele] danseres. = goed en vakkundig "de puntjes op de i zetten -\"Als het ruwe werk gedaan is, zet Fons de puntjes op de i en schuurt de randjes netjes bij.\"-" = nauwkeurig werken "reageren op -\"De minister reageert morgen pas op de gestelde vragen.\"-" = antwoord geven, actie ondernemen Mijn zus heeft een modewinkel, zij is dus een [retailer]. = winkel, verkoper Je moet Matthijs geen aandacht [schenken], dan stopt hij wel met zijn flauwe grappen. = hier: geven De docent [selecteerde] de leerlingen met het grootste talent. = uitkiezen Wat vind jij de beste reclame[slogan]? = slagzin Veel mensen zien aan [de snit] of een kledingstuk duur was of niet. = manier waarop een kledingstuk gesneden is "staan te popelen -\"Mijn zusje staat te popelen om ook naar deze school te gaan.\"-" = iets heel graag willen doen Volgende week heeft mijn broer [tentamen]week. = toets We werden derde bij het handbal[toernooi] van Limburg. = serie wedstrijden Een zes[ton]ner is een vrachtwagen die 6000 kilo kan vervoeren. = duizend kilo Romy was na een half uur nog niet bij de bus, dus zijn we [uiteindelijk] zonder haar vertrokken. = definitief, tenslotte Op Koningsdag maken we een hele [uitstalling] van alle rommel uit de schuur. = etalage, tentoonstellen van producten Mijn zus kan goed roeien, maar haar [vaardigheid] aan het stuur is belabberd. = iets wat iemand goed kan Als je steeds boontjes op dezelfde plaats plant, [verschraalt] de grond. = verarmen, met minder voedingsstoffen In Nederland mag je als je 16 bent al je [vliegbrevet] halen. = vliegbewijs, vliegdiploma In [het vlooiencircus] springen vlooien door ringetjes en trekken kleine koetsjes. = ouderwetse kermisattractie waarin gedresseerde vlooien te zien zijn "in de voetsporen treden van -\"Zij treedt in de voetsporen van haar vader en grootvader en wordt loodgieter.\"-" = navolgen Lidl heeft een ijzersterke [winkelformule]. = manier hoe een winkel(keten) zijn producten aanbiedt "ter zake doen -\"Dat doet niet ter zake.\"-" = ermee te maken hebben "zich beraden -\"De examencommissie beraadt zich over de afwezigen en of zij mogen inhalen.\"-" = nadenken en overleggen