Nederlands : Nederlands abject = laag / verachtelijk / verwerpelijk ahitofel = slechte raadgever ambetant = vervelend apaat = onverschillig en emotieloos persoon apocrief = twijfelachtig bandineren = spotten bilateraal = tussen twee partijen corpulentie = zwaarlijvigheid cretin = een idioot met een groot hoofd doerak = kwajongen fantoom = angstaanjagend beeld / geest filantroop = weldoener fleemkous = vleier infaam = schandelijk / eerloos kwibus = vreemde man monotonie = eentonigheid paperassen = rommelpapieren / geschreven papier pleonasme = voorbeeld: nieuw nieuws proleet = arbeider proletarier = arbeider zonder bezittingen pummel = lomperd loeder = deugniet flapdrol = onnozele grapjas