frokosten	Hva ønsker du å drikke?	Hva vil du spise?
en restaurant	Nyt måltidet	Jeg er sulten
Jeg er veldig tørst	Ølen	en flaske vin
ferien	Vintersport	sommerferien
i helgene	en uke	en måned
passet	bagasjen	nøkkelen
bilen	flyet	Hva er klokka?
Hva heter du?	Hvordan har du det?	Hvor gammel er du?
Hvor bor du?	Hva er telefonnummeret ditt?	Jeg er fra Holland

Wat wil je eten?	Wat wil je drinken?	het ontbijt
Ik heb honger	eet smakelijk	een restaurant
een fles wijn	het bier	Ik heb erge dorst
de zomervakantie	de wintersport	de vakantie
een maand	een week	in het weekend
de sleutel	de bagage	het paspoort
Hoe laat is het?	het vliegtuig	de auto
Hoe oud ben jij?	Hoe gaat het?	Hoe heet jij?
Ik kom uit Nederland	Wat is je mobiele nummer?	Waar woon jij?

Jeg nyter det	Hvor mye er det?	Kan jeg ta sjekken?
Kan jeg ringe hit?	Hvordan sier du det på norsk?	Kan du gjenta det?
billig	dyrt	vær så snill
Takk skal du ha	Ha det	museet
dyrehagen	fornøyelsesparken	I utlandet
turisten	turistkontoret	hotellet
hotellrommet

Mag ik de rekening alstublieft?	Hoe veel kost het?	Ik heb er plezier in
Kunt u dat herhalen?	Hoe zeg je dat in het Noors?	Kan ik hier bellen?
alstublieft	duur	goedkoop
het museum	tot ziens	dank u wel
het buitenland	het attractiepark	de dierentuin
het hotel	de VVV	de toerist
		de hotelkamer