ὁ αὐτὸς καί	τρέχω	ὅδε, ἥδε, τόδε
βάλλω, aor. ἔβαλον	τὸ γόνυ (γόνατος)	φρονέω
διώκω	ἀναγκαῖος	ὁ πολίτης
ἀλλήλους	ὅτε	τὸ αὐτό
χρή + inf. / A.c.I.	ἐκεῖνος, ἐκείνη, ἐκεῖνo	δῆλος
οὗτος, αὕτη, τοῦτο	ἔτι	ἄπιστος
πότερον...ἤ	δῆλόν ἐστι(ν) (+ A.c.I.)	πρὸς τούτοις
δοκέω, aor. ἔδοξα + dat.	ἀναγκαῖόν ἐστι(ν) (+ A.c.I.)	λανθάνω + acc.
τὸ σημεῖον	κάλλιστος

deze / dit (mnl., vrl., onz.)	rennen	dezelfde als
verstandig zijn	knie	gooien / werpen
burger	noodzakelijk / onvermijdelijk	achtervolgen
hetzelfde	toen / wanneer (voegwoord)	elkaar (accusativus)
duidelijk	die / dat / hij / zij / het (daar)	het is nodig om / dat / het moet
ongelofelijk / onbetrouwbaar	nog	deze / dit / die / dat / hij / zij / het
bovendien (lett. bij die dingen)	het is duidelijk (dat)	(of)...of (in een vraagzin)
verborgen zijn voor / ontgaan aan	het is noodzakelijk / onvermijdelijk (dat)	(toe)schijnen (aan)
	mooist / zeer / heel mooi	teken