ἡ ἐκκλησία ὕστερον (bijwoord) ὑβρίζω
χρηστός ὅλος ἡ στάσις (στάσεως)
ἡ τυραννίς (τυραννίδος) ὁ πλούσιος διαφθείρομαι, aor. διεφθάρην (wordt vervoegd als ἐλύθην)
τὸ πρᾶγμα (πράγματος) εὐγενής (εὐγενοῦς) ὁ ἐραστής
δράω ἡ πολιτεία ὁ Ἕλλην (Ἕλληνος)
δίκαιος ὁ βάρβαρος εὐθύς (εὐθέος), εὐθεῖα, εὐθύ (εὐθέος)
τὸ μέγεθος (-ους) ἀφανής (ἀφανοῦς) ὁ κόσμος
μιμέομαι δίκαιόν ἐστι(ν) + A.c.I. δικαίως (bijwoord)
τὸ ἅρμα (ἅρματος) τὸ ἄστυ (ἄστεως), mv. τὰ ἄστεα ἡ δημοκρατία
agressief / overmoedig handelen / mishandelen beledigen later volksvergadering
opstand / (partij)strijd (ge)heel / volledig goed / nuttig
te gronde gaan / omkomen de rijkaard alleenheerschappij
minnaar welgeboren / van goede afkomst daad / zaak
Griek staat / samenleving / staatsvorm doen / handelen
recht / rechtstreeks / oprecht niet-Griek / (vaak) Pers rechtvaardig
orde / wereld(orde) / sieraad, tooi onzichtbaar / verdwenen grootte
terecht het is rechtvaardig dat nabootsen
democratie stad (strijd)wagen
ἡ εὔνοια ὁ δῆμος συμβουλεύω
ὁ κῆρυξ (κήρυκος) ἐλεύθερος κηρύττω
εἴθε / εἰ γάρ + optativus ὁ τύραννος ἐπέρχομαι, aor. ἐπῆλθον
πολλῷ τὸ ἀγαθόν ὁ ὁπλίτης
εὖ πράττω ἡ ὕβρις (ὕβρεως) ἡ ἀρετή
πανταχοῦ (bijwoord) εὐθέως (bijwoord) φοιτάω
ἐπιβουλεύω πείθομαι, aor. ἐπιθόμην + dat. φονεύω
ἡ ἀδελφή ἡ πρᾶξις (πράξεως) πλούσιος
aanraden / adviseren volk welwillendheid / sympathie
omroepen / afkondigen / bekend maken vrij bode / heraut
aankomen / naderen alleenheerser / tiran (och) moge... (wens)
zwaargewapende / hopliet het goede / voordeel veel / verreweg
voortreffelijkheid / dapperheid / deugd overmoed / arrogantie het goed maken
(geregeld) gaan / (geregeld) komen regelrecht / terstond overal
vermoorden gehoorzamen / geloven het plan opvatten / beramen
rijk handeling / daad zuster