δέδοικα (μή + conj. / opt.) (ὁ)πόσοι εἰδώς (εἰδότος), εἰδυῖα, εἰδός (εἰδότος)
οἶδα ἕστηκα ἡ δίκη
διὰ τί εἴρηκα πρός + gen.
ὁ ἱππεύς (ἱππέως) τάττω τὸ τεῖχος (τείχους)
οἶσθα ἐκβαίνω, aor. ἐξέβην εἴσω (bijwoord)
τὸ στρατόπεδον κινδυνεύω ὁ στρατός
ὁρμάομαι ὀπίσω (bijwoord) ἀφῖγμαι
τὸ πεδίον ἴσθι εἰδέναι
ὁ Λακεδαιμόνιος γράφω εἴρημαι
wetend (partic. van οἶδα) (mnl., vrl., onz.) hoeveel ik ben bang (dat)
recht / rechtspraak / proces / straf ik sta (perf. van ἵσταμαι) ik weet
van de kant van ik heb gezegd (perf. bij λέγω) waarom (lett.: door wát)
muur (van een stad) opstellen ruiter
(naar) binnen gaan uit / aflopen jij weet (2e pers. ev. van οἶδα)
leger gevaar lopen / riskeren legerplaats
ik ben aangekomen (perf. Van ἀφικνέομαι) naar achteren / terug / later zich in beweging zetten / aanvallen
(te) weten (infinitivus van οἶδα) wees (geb. wijs van εἰμί zijn) / weet (geb. wijs van οἶδα) vlakte
ik ben gezegd / van mij is gezegd (perf. bij λέγομαι) schrijven Spartaan
γέγονα (ἀπ)όλωλα τὸ πλῆθος (πλήθους)
ἀκριβής (ἀκριβοῦς) τέθνηκα πίμπλημι, aor. ἔπλησα + gen.
ἀκήκοα ἡ Ἑλλάς (Ἑλλάδος)
menigte / hoeveelheid ik ben verloren (perf. Van (ἀπ)όλλυμαι) ik ben (geworden) (perf. Van γίγνομαι)
vullen met ik ben dood (perf. Van (ἀπο)θνῄσκω) nauwkeurig / precies
Griekenland ik heb gehoord (perf. Van ἀκούω)