ὁ τύραννος ἥττων / ἥττονος στείχω
ἐπί / ἐπ' / ἐφ'+ acc. κελεύω ὁ ἵππος
τὸ τόξον πρός + gen. πείθομαι + dat. / aor. ἐπιθόμην perf. πέποιθα
οὔ / οὐ φημι χρή / inf. χρῆναι ἀνέχομαι
φεύγω / fut. φεύξομαι aor. ἔφυγον πάλιν (bijw.) ὁ φόνος
ὥσπερ ἡ ἀσπίς / ἀσπίδος σιγάω
μηχανάομαι σῴζω κοινός
ἀεί ἴσθι παύομαι
gaan zwakker / minder alleenheerser / tiran
paard bevelen / verzoeken / aanraden op...af / naar / gedurende
gehoorzaken / luisteren naar / geloven van de kant van / door (bij passieve werkwoorden) boog
uithouden / verdragen het is nodig / het moet nee zeggen / weigeren / zeggen dat niet... / ontkennen
moord terug / weer / daarentegen vluchten / ontvluchten / vermijden / vervolgd worden / in ballingschap zijn
zwijgen schild (net) zoals / net alsof
gemeenschappelijk / openbaar redden / behouden een middel verzinnen / beramen
(+ gen.) ophouden met / stoppen / (+ part. prs.) ophouden te / met weet (imp. van οἶδα) / wees (imp. van εἰμι) altijd / steeds