λαμπρός ἡ ψυχή τὸ ἔπος / ἔπους
πως (bijw.) κλύω / aor. ἔκλυον ἀποκρίνομαι
ὁ πόσις / ιος τὸ προσώπον σκοπέω / aor. ἐσκεψάμην
βραχύς / βραχέος τὸ ἄλγος / ους ἡ ἀλήθεια
πρόσθε(ν) τὸ μέλλον / μέλλοντος ἀπόλλυμαι / aor. (ἀπ)ώλομην perf. (ἀπ)όλωλα
ὁ τόπος μαίνομαι μόλις / μόγις (bijw.)
woord / verhaal / vers leven / ziel / geest schitterend
antwoorden horen / (+ gen.) luisteren naar op een of andere manier / enigszins
bekijken / letten op / beschouwen gezicht echtgenoot
waarheid verdriet / leed kort
omkomen / te gronde gaan / sterven toekomst (van plaats) aan de voorkant / van voren / (van tijd) van tevoren / vroeger
met moeite / ternauwernood tekeer gaan / waanzinnig zijn plaats