πείθω πείθομαι+ dat. βαίνω
ἡ θάλασσα ἔπειτα τίκτω
ποτε πότε… ὅδε / ἥδε / τόδε
τὸ δάκρυον / τὸ δάκρυ σός
stappen / gaan gehoorzamen / luisteren naar / geloven (vertrouwen op) overreden / overtuigen
baren / ter wereld brengen / voortbrengen daarna / dan / vervolgens zee
deze / dit / de / het volgende wanneer? eens / ooit / soms
jouw / uw traan