πόδας ὠκύς ὁ / ἡ λέων / λέοντος πιστός
τὸ αἷμα / αἵματος κτείνω / ἀποκτείνω φαίδιμος
ἀμύμων / ονος μήν ὁ Πηληϊάδης / εω
χώομαι αἰτέω + dubb. acc. μακρός
πάρειμι πάλαι (bijw.) ἑκηβόλος
πυνθάνομαι ὡς ὥς τε
ὥς / ὧς τὸ σάκος / εος φωνέω
ἁρπάζω τὸ φάσγανον πρόσθε(ν) (bijw.)
οἷος (betrekk.) ὁ ἀστήρ / ἀστέρος ὁ χρώς / χροός
trouw / betrouwbaar leeuw / leeuwin snel wat betreft zijn voeten / snelvoetig
schitterend / stralend / krachtig doden bloed
zoon van Peleus waarlijk / werkelijk / voorwaar / zeker / heus onberispelijk / voortreffelijk / edel
lang iemand iets vragen (om iets te krijgen) / eisen boos zijn / ontstemd zijn / toornig zijn
uit de verte treffend lang geleden / vroeger / allang aanwezig zijn / bijstaan
zoals hoe / zoals / als (vergelijkend) / dat (bij werkwoorden van zeggen) vernemen / horen / vragen naar / informeren naar (praes.)
(luid) spreken / stem verheffen schild zo
(van plaats) aan de voorkant / van voren / (van tijd) van tevoren / vroeger zwaard plunderen / grijpen / roven
huid / vlees / lichaam ster (zodanig) als / zoals