ἡ δμῳή τὸ φᾶρος ὁ χιτών / χιτῶνος
ἐΰξεστος (2) ἡ ἀπήνη ἡ κλισίη
κελεύω τὸ λέχος / λέχεος ὁ σῖτος
δώδεκα τὸ μέγαρον ἕξ
ἀργύρεος ὁ λίθος θάπτω
ἡ πέτρη γεραιός εἰσάγω / ἐσάγω
chiton / onderkleed / lijkhemd (lijk)mantel / gewaad slavin
tent / hut / barak wagen goed geschaafd / goed gepolijst
voedsel / eten bed / lijkbaar (mv. bevelen / verzoeken / aanraden
zes grote zaal / mannenzaal / (mv.) huis / paleis twaalf
begraven steen zilveren
brengen naar / naar binnen brengen oud / hoogbejaard rots(blok)