ἡ σελήνη λάμπω ἐν + dat.
δέ, δ'

δέ, δ'

πλησίον + gen. ἡ ἀγορά
καθεύδω καί ὁ ἀδελφός
ἡ ἀδελφή ὁ δοῦλος οὐ, οὐκ
ἀλλά, ἀλλ' ἐκτός + gen. πρό + gen.
ἡ θύρα γάρ φυλάττω
ἐξαίφνης κρύπτω

κρύπτω το τεκνον

ὁ σκότος
δύο ὁ ἀνθρωπος κρούω + acc
in, op ik straal, ik schijn de maan
de markt dicht bij en of maar

leidt een nieuw stukje informatie in: en of maar

de broer 1 en 2 ook ik slaap
niet de slaaf de zus
voor buiten maar / integendeel
ik bescherm / ik bewaak want / immers de deur
de duisternis ik verberg

ik verberg een kind

plotseling
ik klop op de mens, de man twee