οὖν ἀνδρεῖος ἡ βασίλεια
μάλα καλός τὸ δῶρον
φίλος θαυμάζω φιλέω
σύ ἑγώ ὅτι
ἑθέλω ἐπιθυμέω ἐπί
μέλλω αἰτέω λέγω
ὥσπερ σός, σή, σόν αὐτήν
πέμπω ἥκω σέ, σε
λύω ὁ ξένος κακός
koningin dapper dan; nu; dus
geschenk; cadeau mooi erg; zeer
houden van bewonderen; zich verwonderen geliefd
dat; omdat ik jij; u
op...af; naar verlangen te / om; verlangen te; verlangen om willen; bereid zijn
zeggen (iemand) vragen (om); iemand vragen om; vragen om op het punt staan om; van plan zijn; zullen
haar jouw / uw; jouw; uw zoals
jou / u; jou; u komen; gekomen zijn sturen; zenden
slecht vreemdeling losmaken
τὸ ἔργον δή τί:
ἐνθάδε ἐμός, ἐμή, εμόν ἀεί
κελεύω ἐμέ, με παρέχω
ἄγω λείπω αὐτόν
ὕστερον μέν
wat?; waarom? dan; dus werk; daad
altijd mijn hier(heen); hierheen; hier
verschaffen; geven mij; me bevelen; verzoeken; vragen om
hem (ver)laten; verlaten; laten brengen; leiden
volgende zin begint met δέ (μέν blijft onvertaald) later