snel, spoedig
|
gelijk aan; gelijkend op
|
ingaan; komen in
|
lijk; dode
|
begraven
|
dit; dat
|
vader
|
lichaam
|
iets(zelfst); enige(bijv)
|
samenzijn met; omgaan met
|
voeden; opvoeden
|
(van)jou; jouw
|
aarde; grond
|
ziel; geest; schim; leven
|
(van)mij, mijn
|
vrouw
|
man
|
naar beneden gaan, afdalen
|
leider; aanvoerder
|
alle(n)
|
beginnen met
|
moeder
|
eerste
|
kwellen; verdriet doen
|
wachter; bewaker
|
achterlaten
|
huis
|
naam
|
kind(zoon, dochter); slaaf
|
te gronde richten; vernietigen
|
redder
|
werpen
|
of
|
aanwezig zijn
|
hand; arm
|
broer
|
|
|
Iemand
Iemand, iets(zelfst); een of ander(e)(bijv); enkele(n), sommige(n)(mv)
|