Pools : Nederlands szkoła podstawowa = de basisschool drzewo = de boom kawiarnia = het café sobą = elkaar jeździć na rowerze = fietsen łatwe = gemakkelijk najbliższa rodzina = het gezin zieleń = groen kościół = de kerk filiżanka = de kop brzydki = lelijk winda = de lift brakować = missen meczet = de moskee park = het park pogawędka = het praatje dom szeregowy = het rijtjeshuis bawić się = spelen krzak = de struik schody = de trap ruch = het verkeer grać w piłkę nożną = voetballen