Portugees : Nederlands o café da manhã = het ontbijt o almoço = de lunch o jantar = het diner uma porção = een portie uma garrafa = een fles um copo = een glas bebidas = dranken água de nascente = bronwater limonada = limonade uma coca-cola = een cola sumo = sap vinho = wijn Cerveja = bier pimenta e sal = peper en zout uma bebida = een borrel sair para jantar = uit eten gaan o restaurante = het restaurant o café = het café o refeitório = de lunchroom o iniciador = het voorgerecht o curso principal = het hoofdgerecht o prato = het bijgerecht a sobremesa = het dessert reservar uma mesa = een tafel reserveren pedir algo = iets bestellen Tem um gosto bom - ruim = Het smaakt goed - slecht garçom = ober Eu gostaria de pagar = Ik wil graag afrekenen a conta = de rekening