Spaans : Nederlands En la fiesta = op het feest la fiesta de cumpleaños = het verjaardagsfeest querer = willen saludar = begroeten entrar = naar binnen gaan ¡Feliz cumpleaños! = Gefeliciteerd met je verjaardag! feliz = gelukkig muchas gracias = heel erg bedankt tener ganas de = zin hebben om ¡No importa! = Dat maakt niet uit! algo = iets Hay de todo. = Er is van alles. todo = alles beber = drinken el vaso = het glas el vaso de agua = het glas water el regalo de cumpleaños = het verjaardagscadeau el libro de historia = het geschiedenisboek la historia = de geschiedenis la foto = de foto el DVD = de dvd el cómic = het stripboek preferir = liever willen / de voorkeur geven aan divertido = grappig / leuk aburrido = saai / vervelend la bici(cleta) = de fiets guay = te gek / fantastisch dejar = laten ¡Ten cuidado! = Pas op! / Voorzichtig! tener cuidado (con) = oppassen (met) el suelo = de vloer ¡Ya está! = Daar heb je het al! ¿Qué pasa? = Wat is er (aan de hand)? el niño = het kind / de jongen la niña = het meisje perdona = sorry cantar = zingen