Spaans : Nederlands la mascota = het huisdier visitar = bezoeken la asociación protectora de animales = de dierenbeschermingsorganisatie el animal = het dier hoy = vandaag el día = de dag muchas cosas = veel dingen sobre = over entonces = dan ¡Encuentra! = Vind! un = een [una] / un = een el perro = de hond grande = groot creo que … = ik geloof dat … un poco = een beetje peligroso = gevaarlijk tener miedo de = bang zijn voor el miedo = de angst comprender = begrijpen tonto = dom el periquito = de parkiet gracioso = grappig el hámster = de hamster el conejo = het konijn inquieto = onrustig / beweeglijk el gato = de kat tranquilo = rustig inteligente = intelligent / slim el ratón = de muis la tortuga = de schildpad el pez = de vis el pollito = het kuiken el loro = de papegaai el caballo = het paard el conejo de Indias = de cavia