¿Vamos a la playa? ir (a) ¡Dígame!

¡Dime! / ¡Dígame!

el momento el teléfono ¡Dime!

¡Dime! / ¡Dígame!

es que por fa ¡Lo siento!
de verdad está bien el coro
llamar ¿Qué hay? hacer
por la tarde ¿adónde? el museo
nadar contestar el número
apuntar ¿cuándo? el polideportivo
el partido de fútbol ¡Qué pena! antes
Ja? / Hallo?

Ja? / Hallo?

gaan (naar) Gaan we naar het strand?
Ja? / Hallo?

Ja? / Hallo?

de telefoon het moment / het ogenblik
Het spijt me! alsjeblieft namelijk / eigenlijk
het koor het is goed / het is in orde echt / heus
maken Alles goed? bellen
het museum waarheen? ‘s middags / ‘s avonds
het (telefoon)nummer (be)antwoorden zwemmen
het sportcentrum wanneer? opschrijven / noteren
eerder / daarvoor Wat jammer! de voetbalwedstrijd
empezar primero hacer un trato
el trato contigo conmigo
quedar entonces
tot een akkoord komen eerst beginnen
met mij met jou het akkoord
dan / dus afspreken