Spaans : Nederlands el ídolo = het idool el reportaje = de reportage el concierto = het concert julio = juli malo = slecht el cantante = de zanger la cantante = de zangeres el otro día = laatst / onlangs ¡Qué tío más guay! = Wat een coole gast! ¡Qué ...! = Wat een ...! fuerte = sterk el Campeonato mundial = het wereldkampioenschap meter = erin leggen / scoren meter una canasta = een (doel)punt maken la canasta = de korf alucinante = klasse / geweldig la medalla = de medaille apoyar = steunen / ondersteunen América Latina = Latijns-Amerika el premio = de prijs famoso = beroemd salir por la tele = op tv komen la ayuda = de hulp allá = daar las otras / [los otros] = de anderen [las otras] / los otros = de anderen Es cierto. = Dat is zo. / Dat is waar. la fundación = de stichting suficiente = voldoende / genoeg el mercadillo = de vlooienmarkt / de rommelmarkt la bebida = het drankje / het drinken recaudar dinero = geld inzamelen ¡Qué fuerte! = Wat heftig! mostrar = iets laten zien la cara = het gezicht exagerar = overdrijven cambiando de tema = even wat anders el tema = het thema / het onderwerp