Spaans : Nederlands el truco = de truc constante = gedisciplineerd quedarse con = behalen la nota media = het gemiddelde cijfer brillante = briljant / schitterend examinarse de = examen doen in Derecho = Rechten admitir a = toelaten la facultad = de faculteit las Ciencias Económicas y Empresariales = economie en bedrijfskunde al = doordat comunicar a = mededelen influir en = invloed hebben op a la hora de = op het moment van basta con = het is voldoende om diario = dagelijks resolver = oplossen / uit de weg ruimen la duda = de vraag / de twijfel felicitar por = feliciteren met estar orgulloso de = trots zijn op merecerse = verdienen mantener = onderhouden dentro de = binnen prepararse para = zich voorbereiden op el notario / [la notoria] = de notaris [el notario] / la notoria = de notaris