Spaans : Nederlands
admitir = toelaten
la apariencia = het uiterlijk
la banda = de band
bastante = tamelijk/nogal
se ha cambiado = is veranderd
cantar = zingen
se caracteriza = heeft als kenmerk
diferente = verschillende
Echa de menos su patria. = Hij mist zijn vaderland.
los Estados Unidos = de Verenigde Staten
evolucionar = ontwikkelen
formado = onstaan
el género = de soort
el gótico = de 'gothic'
independiente = onafhaneklijk
los planetas = de planeten
nunca = nooit
Ojos de Brujo = ogen van de tovenaar
el refugiado = de vluchteling
el Renacimiento = de Renaissance
significar = betekenen
el sonido = het geluid
la subcultura = de subcultuur
la tendencia = de neiging