el árbol ¡bésala! el beso
el bromista el corazón roto dar un paseo
entonces estaba el estanque
el famoso guapísimo el helado
joven morir el mediodía
nacer murió nació
¡no me digas! la paloma pensar
el pato pensaba repetir
el quiosco ¡repite! salía contigo
de kus kus haar! de boom
een wandeling maken het gebroken hart de grappenmaker
de vijver hij bevond zich/was dus/dan
het ijsje heel erg knap de beroemdheid
twaalf uur overdag sterven jong
hij is geboren hij is gestorven/stierf geboren worden
denken de duif hoe is het mogelijk!
herhalen ik dacht/hij dacht de eend
zij ging met jou herhaal! de kiosk
será la serenita me sonaba su cara
me sorprendío Superhombre tomarse el pelo
vaya ... vaya cotilleo ¿de verdad?
zijn gezicht kwam me bekend voor de kleine meermin het zal zijn
iemand voor de gek houden Superman het verbaasde me
echt waar? wat een geroddel/geklets wat een ...