Spaans : Nederlands apellido, el = achternaam bolígrafo, el = pen / balpen cuál = welke, wat cuarto de estar, el = zitkamer dirección, la / señas = adres enfrente de = tegenover esquina, la = hoek gracioso = grappig, geestig lugar de nacimiento, el = geboorteplaats papel, el = papier todavía = nog tomar = nemen, pakken