abre abrir abuelos
acabar acostarse de acuerdo
Te acuestas. ¿Adónde? afeitarse
almorzar almuerzas almuerzo
almuerzo a las… ¡Anda! año
lo antes posible apártate autobús
bebe biblioteca buscar
¡Calla! callar camino
carnicería cenar cenas
ceno a las… cerráis cerramos
cerrar charlar cien
grootouders openen open (geb. wijs)
akkoord naar bed gaan afmaken
scheren (zich) Waarheen? Je gaat naar bed.
ik lunch je luncht lunchen
een jaar Hé! (uitroep) Ik lunch om…
bus aan de kant zo spoedig mogelijk
ophalen / zoeken bibliotheek drink (gebiedende wijs jij-vorm)
weg zwijgen Houd je mond!
je dineert / je eet dineren / eten slagerij
we sluiten jullie sluiten Ik eet ’s avonds om ..
honderd kletsen sluiten
cierras Claro que sí. Natuurlijk wel. clase
coger coja ¿Cómo?
conmigo contáis contar
contéstame contestar costar
cruce cruzar ¿Cuál?
¿Cuál es...? ¿Cuántos? cuarto de hora / trescientos
cuatrocientos cuenta cuesta
de nada dentista desayunar
desayunas descanso desde
desea después día
día del Santo días laborables dime
les / de klas Natuurlijk wel. jij sluit
Hoe? neemt u nemen
tellen tellen (jullie) met mij mee
kosten antwoorden antwoord me
Wat / Welke? oversteken steekt u over
een kwartier Hoeveel? Wat is?
het kost rekening vierhonderd
ontbijten tandarts niets te danken
vanaf / vanuit / sinds ik rust uit je ontbijt
een dag daarna hij / zij / u wenst
zeg het me maar werkdagen naamdag
dirección de internet discapacidad doblar
doble documento domingo
dónde dormir dormir hasta tarde
doscientos ducharse ducho: Me ducho.
duerme hij / zij / u slaapt Duermo hasta tarde. durar
el jueves e-mail empezar
empieza empiezas en autobús
encontrar encuentra entregar
Es que... esta mañana esta noche
esta tarde estación estación de esquí
estudias estupendo farmacia
afslaan handicap internetadres
zondag document slaat u af
uitslapen slapen waar
Ik douche me. douchen (zich) tweehonderd
op donderdag duren Ik slaap uit.
hij / zij / u begint beginnen e-mail
vinden, ontmoeten met de bus jij begint
Het zit zo dat… inleveren hij / zij / u vindt
vanmiddag vanavond vanochtend
jij studeert wintersportplaats station
gunst apotheek uitstekend
favor fecha felicidades
feliz tener fiesta final
gasolinera gimnasio gramática
gusta haber hacer deporte
hacer los deberes hago deporte hasta
he oído helado de pistachos hora
horario hoy información
internacional ir a clase jueves
jugar kilómetro lavarse
lección levantarse te levantas
libre lista llama
gelukkig gefeliciteerd datum
benzinestation eind een vrije dag hebben
houd(t) van, vind(t) lekker, grammatica fitnessruimte
huiswerk maken sporten hebben
ik heb gehoord tot ik sport
tijd / rooster / openingstijden uur pistache-ijs
internationaal informatie vandaag
spelen donderdag naar de les gaan
les wassen (zich) kilometer
vrij je staat op opstaan
bellen hij / zij / u belt lijst
llamar llamarle te llamas
llamé llevar Lo siento.
lunes mañana martes
mayoría Me acuesto a las… me afeito
Me levanto a las… media hora mediodía
mejor memoria ¡Menos mal!
mensaje mentir (ie) liegen mercado
mes miércoles mil / un cuarto de hora
minuto momento móvil
muy nacional nadar
navegar por internet necesitar necesitas
Ik belde / ik heb gebeld jij heet hem bellen
maandag Het spijt me. brengen
de meeste ochtend / dinsdag morgen
Ik sta op om… ik scheer me Ik ga om…naar bed
beter tussen de middag een half uur
berichtje Gelukkig! (uitroep) werkstuk
een maand markt liegen
een minuut duizend woensdag
heel mobieltje ogenblik
surfen op internet zwemmen nationaal
kind jij hebt nodig nodig hebben
niño noche nos levantamos
Nos vemos. novecientos ochocientos
ocupado estar ocupado oído
Oiga... oír organizarse
país panadería ¿Para qué?
parte del dia pasajero patata
pedir pensar perder
perdido / -a perdona pierdo
poder podría por la mañana
por la noche por la tarde preferido
preferir No te preocupes. presentarse
We zien elkaar. staan op (wij) nacht
druk achthonderd negenhonderd
Luistert u eens... gehoord het druk hebben
land alles voor zichzelf op een rijtje zetten horen
dagdeel Waarvoor? bakkerij
bestellen aardappel passagier
gemist verliezen denken
kunnen / mogen ik verlies sorry
’s avonds laat ’s ochtends zou kunnen
liever hebben favoriet ’s nachts / ’s middags
president melden (zich) / voorstellen (zich) Maak je geen zorgen.
presidente primero puede
pueden puerta ¿Qué hora es?
¡Qué pena! quedar quinientos
quizás recado recibir
recoger relajarse repites
reserva sábado sabes
Salgo por ahí. salir por ahí saludo
se seguir
segundo seiscientos zeshonderd semana
semana próxima sentarse sentirse
servir setecientos siga
zij kunnen / mogen hij / zij / u ... kan / mag eerst / -e
Wat jammer! hoe laat is het? deur
misschien vijfhonderd afspreken
ophalen ontvangen boodschap
reservering jij herhaalt relaxen
Ik ga uit. jij weet zaterdag
zich groet uitgaan
seconde volgen ik weet
volgende week een week zeshonderd
bedienen voelen (zich) gaan zitten
rolstoel volgt u zevenhonderd
silla de ruedas sin sirvo
su superguay sur
taller (m) garage tampoco tarde
taxi te sientes teléfono
¡Ten cuidado! tener que tengo que
texto tienes que trabajo
un minuto va vacaciones vakantie
vacaciones de invierno vais vamos
van vas vaya
nos vemos venimos venta
vestirse viajero viernes
zijn (bezittelijk voornaamwoord) ik bedien zonder
garage zuid (jeugdtaal) vet cool
taxi vroege avond ook niet
Voorzichtig! telefoonnummer voelt (je)
tekst Ik moet moeten
driehonderd werk je moet
winter(sport) vakantie vakantie zij / hij / u gaat
zij gaan / u (mv) gaat wij gaan jullie gaan
we zien elkaar gaat u jij gaat
aankleden (zich) verkoop wij komen
je woont vrijdag reiziger
vives volamos volar
voy voy a clase voy a escribirle
voy a las… vuelo
ik ga vliegen we vliegen
ik ga om… ik ga hem schrijven Ik ga naar de les
vlucht / ik keer terug ik vlieg