Spaans : Nederlands un escritorio = een schrijftafel, een bureau un armario = een kast Italia = Italië Roma = Rome Nápoles = Napels Florencia = Florence una caravana plegable = een vouwwagen la sala de recreo = de recreatiezaal una niña = een klein meisje la tarifa = het tarief los datos = de gegevens el bosque = het bos el kilómetro = de kilometer una camiseta = een T-shirt la novia = de vaste vriendin antes de las siete = vóór zeven uur quedar libre = nog vrij zijn Queda un sitio libre. = Er is nog een plaats vrij. Quedan unos sitios libres. = Er zijn nog enkele plaatsen vrij. el amigo = de vriend en régimen de pensión = met volpension completa = de vergadering la reunión = de boekhouder el contable = de Balearen (eilandengroep las Baleares = waarMallorca in ligt) el barman = de barman difícil = moeilijk importante(s) = belangrijk(e) más importante(s) = belangrijkst(e) urgente = urgent, dringend Estupendo = Fantastisch, geweldig para mí = voor mij para ti = voor jou para él / ella / usted = voor hem / haar / u para nosotros = voor ons para vosotros = voor jullie para ellos / ellas / ustedes = voor hen / u (m.v.) todavía = nog (steeds) más grande = groter ¿Cuáles son los nombres? = Wat zijn de namen? el novio = de vaste vriend libre(s) = vrij obtener = verkrijgen