a la derecha a la izquierda ¿a qué hora abre?
¿a qué hora? adulto, el al final
alemán / alemana allí alrededores, los
antes antes de así
autobús de dos plantas, el bajar balcón, el
banco, el barco, el billete, el
cada cambiar camino, el
celebrar cierra colegio, el
comisaría, la comparar Correos / oficina de correos, la
cruzar cuarta calle, la cumpleaños, el
de la mañana de la noche de la tarde
hoe laat gaat het open? links / naar links rechts / naar rechts
op het einde volwassene, de hoe laat?
omgeving, de daar Duits / Duitser / Duitse
zo / op deze manier voor / voordat eerder
balkon, het uitstappen dubbeldekker, de
kaartje, het boot, de bank, de
weg, de overstappen elk / elke / ieder / iedere
middelbare school, de het sluit vieren
postkantoor, het vergelijken politiebureau, het
verjaardag, de 4e straat, de oversteken
‘s middags ‘s avonds / 's nachts ‘s ochtends
dejar delante de depende
descubre después detrás de
diferente / -s ¿dónde está? durar
el / la / los / las más + bijvoeglijk naamwoord el / la / los / las menos + bijvoeglijk naamwoord en dirección a
en grupo en la esquina en punto
enfrente de entrada, la entrar
entre esquiar está cerca
está lejos (de) estación central, la estudiante, el
europeo / -a evitar excepto
experiencia, la explicar festivos, los (días)
fin de semana, el flor, la fuera de la ciudad
dat hangt er van af voor (plaatsbepaling) laten
achter daarna ontdek (gebiedende wijs)
duren waar bevindt zich... / waar is...? verschillend / verschillende
in de richting van de minst.... de meest.......
precies (tijdstip) op de hoek met een groep
naar binnen gaan toegangskaartje, het / ingang, de tegenover
het is dichtbij skiën tussen
student, de centraal station, het het is ver weg
behalve vermijden Europees
feestdagen, de uitleggen ervaring, de
buiten de stad bloem, de weekend / weekeinde, het
gasolinera, la girar gratis
grupo, el guía, la hacer la reserva
hacer un paseo hora, la horario, el
igualmente información, la inglés / inglesa
ir a pie ir de compras ir de copas
ir de excursión ir de fiesta ir de tapas
ir de tiendas ir de vacaciones ir de viaje
ir en + vervoermiddel ir en autobús ir en metro
japonés / japonesa juego de lógica, el lejos (de)
luego más...que mayor
media hora medio / -a mejor
gratis afslaan / afbuigen benzinepomp, de / pompstation, het
reserveren gids, de (boekje) groep, de
openingstijden, de uur, het een wandeling maken
Engels / Engelsman / Engelse informatie, de insgelijks / hetzelfde / jij / u ook
iets gaan drinken boodschappen doen te voet gaan
tapas gaan eten gaan feesten op excursie gaan
op reis gaan op vakantie gaan winkelen / shoppen
met de metro gaan met de bus gaan met de / het.... gaan
ver / ver weg denkspelletje, het Japans / Japanse
ouder / oudst / voornamer / voornaamst / belangrijker / belangrijkst meer...dan dan
beter / best half half uur, een
mejores, los / las menor menor de
menos menos...que metro, el
moto, la municipal museo arqueológico, el
nacionalidad, la Navidad necesitar
no soy de aquí no tengo ni idea ¡oiga!
¿para ir a? parada, la parque acuático, el
parque de atracciones, el peor perdone
por aquí primera calle, la primero
punto de información, el punto de llegada, el punto de partida, el
¡qué bien! ¡qué divertido! ¿qué hora es?
¡qué te diviertas! quinta calle, la recorrer
jonger / kleiner dan jongst(e) / kleinst(e) / minst belangrijk beste, de
metro, de / meter, de minder...dan min
archeologisch museum, het gemeentelijk / van de gemeente motor, de
nodig hebben Kerstmis nationaliteit, de
hoort u / luistert u eens ik heb geen idee ik kom hier niet vandaan
waterpark, het halte, de hoe kom ik bij?
pardon slechter / slechtst attraktiepark / pretpark, het
eerst 1e straat, de hier in de buurt
vertrekpunt, het aankomstpunt, het informatiepunt, het
hoe laat is het? wat leuk! wat goed!
rondrijden / bereizen 5e straat, de veel plezier!
recorrido, el respuesta, la retraso, el
ruta de senderismo, la salida, la scooter, el
seguir todo recto segunda calle, la sombra, la
subir tan...como... taquilla, la
tercera calle, la terraza, la toda la ciudad
todo incluido todo recto todos los / todas las
transporte, el tranvía, el un paseo por el centro
unos / unos ventaja, la viajar en tren
viajero, el visita, la visita con guía, la
zoo, el
vertraging, de antwoord, het rondrit / rondreis, de
scooter, de vertrek, het wandelroute, de
schaduw, de 2e straat, de rechtdoor gaan
kassa, de / loket, het even / net zo..... als instappen
hele stad, de terras, het 3e straat, de
alle rechtdoor alles inbegrepen / all inclusive
een stadswandeling tram, de vervoer, het
met de trein reizen voordeel, het ongeveer / zo'n
rondleiding met gids, de bezoek, het reiziger, de
dierentuin, de