Spaans : Nederlands a su mano derecha = aan uw recherhand aburrirse = zich vervelen acceso, el = toegang, de adaptado para = aangepast voor además = bovendien afeitarse = zich scheren agua caliente, el = warm water, het agua potable, el = drinkwater, het ahora mismo = nu meteen al aparato = daar spreekt u mee algún / alguna = een / een of ander alquiler de bicicletas, el = fietsverhuur, de amable = aardig animación, la = animatie, de animal doméstico, el / mascota, la = huisdier, het apuntar = noteren así es = zo is het asunto, el = onderwerp, het atentamente = hoogachtend ayudar = helpen baloncesto, el = basketbal, het (de sport) balonmano, el = handbal, het (de sport) bañarse = baden barrera, la = slagboom, de buena vista, la = goede / mooie uitzicht, het bungalow, el = bungalow, de callecita, la = straatje, het cambiar = veranderen / wijzigen campeonato, el = toernooi, het campista, el = kampeerder, de campo de baloncesto, el = basketbalveld, het campo de deporte, el = sportveld, het campo de fútbol, el = voetbalveld, het campo de voleibol, el = volleybalveld, het cancelar = annuleren carnet de identidad, el = identiteitskaart, de casarse = trouwen centro de bienestar, el = wellness center, het coche-cama, el = kamper, de cocina, la = keuken, de colega, el / la = collega, de comprobar = nakijken / toetsen / checken conexión a internet, la = internetverbinding, de confirmación, la = bevestiging, de confirmar = bevestigen cordial saludo, un = met vriendelijke groet, cuarto de baño, el = badkamer, de ¿de parte de quién? = met wie spreek ik? dejar = verlaten / achterlaten departamento, el = afdeling, de deseo, el = wens, de detalle, el = bijzonderheid, de / detail, het día de llegada, el = aankomstdag, de día de salida, el = vertrekdag, de ¡dígame! = zegt u het maar! directo = direct / rechtstreeks disponer de = beschikken over disponible = beschikbaar dormitorio, el = slaapkamer, de ducharse = zich douchen edificio sanitario, el = sanitairgebouw / toiletgebouw, het electricidad, la = electriciteit, de empleado, el = werknemer, de en ese caso = in dat geval en primera línea de = direct aan het strand / playa / mar = aan zee gelegen entrada, la = aanbetaling, de equipo de animación, el = animatieteam, het equivocarse = zich vergissen estimado / -a / -os / -as = geachte fecha de nacimiento, la = geboortedatum, de firmar = ondertekenen / een handtekening zetten folleto, el = folder, de formulario de inscripción, el = inschrijfformulier, het fuera (de) = buiten funcionar = functioneren / doen general = algemeen golf, el = golfsport, de gracias por = dank u wel voor / bedankt voor hacer barbacoa = barbecueën hacer ruido = herrie maken importe, el = bedrag, het importe total, el = totaalbedrag, het inscribirse = zich inschrijven instalaciones, las = faciliteiten, de irse = weggaan jóvenes, los = jongeren, de juego, el = spel, het jugar al baloncesto = basketballen jugar al balonmano = handballen jugar al fútbol = voetballen jugar al golf = golfen jugar al tenis = tennissen kilómetro, el = kilometer, de lavadero de ropa, el = wasruimte, de lavarse = zich wassen levantarse = opstaan limpiar = schoonmaken limpieza, la = schoonmaak, de limpio / -a = schoon llamada telefónica, la = telefoongesprek, het llamar = bellen llegada, la = aankomst, de lo siento = het spijt me lo tengo muy claro = het is mij duidelijk lo voy a pasar = ik zal het doorgeven lugar de nacimiento, el = geboorteplaats, de luz, la = licht, het mandar = sturen / verzenden más tarde = later mensaje, el = boodschap, de / bericht, het microondas, el = magnetron, de minigolf, el = midgetgolf, het minusválidos, los = mindervaliden, de natación, la = zwemmen, het (de sport) ningún problema = geen probleem no se permite / permiten = men staat niet toe / het is niet toegestaan noche de baile, la = dansavond, de noche de barbacoa, la = barbecue-avond, de número, el = aantal, het número de reserva, el = reserveringsnummer, het ocupación, la = bezetting, de oficina de recepción, la = receptie, de organizar = organiseren pájaro, el = vogel, de palmera, la = palmboom, de paloma, la = duif, de papel higiénico, el = toiletpapier, het parcela, la = staanplaats, de parque infantil, el = speeltuin, de participar = deelnemen / meedoen pasaporte, el = paspoort, het paseo a pie, el = wandeling, de período, el = periode, de pista de tenis, la = tennisbaan, de plano, el = plattegrond, de popular = populair por desgracia = helaas practicar deporte = sport beoefenen preocuparse = zich zorgen maken prepararse = zich voorbereiden prohibido = verboden ¡qué pena! = wat jammer / vervelend quedarse = blijven queja, la = klacht, de relajarse = zich ontspannen rellenar = invullen reparar = repareren resto, el = rest, de reunirse = verzamelen / bij elkaar komen saber = weten sala de juegos, la = speelhal, de sanitario, el = sanitair, het se permite / permiten = men staat toe / toegestaan servicio de transporte, el = vervoerservice, de servicio médico, el = medische dienst / dokterspost, de silla de jardín, la = tuinstoel, de sistema de reservas, el = reserveringssysteem, het situación, la = situatie / ligging, de suerte, la = geluk, het tarde = laat técnico, el = monteur, de temporada alta, la = hoogseizoen, het temporada baja, la = laagseizoen, het temporada media, la = middenseizoen, het tenis, el = tennis, het (de sport) tenis de mesa, el = tafeltennis terminar = eindigen / stoppen tiempo libre, el = vrije tijd, de tienda (de campaña), la = tent, de tratarse = gaan over / betreffen vecino, el = buurman, de vecinos, los = buren, de vehículo, el = voertuig, het zona de barbacoa, la = barbecuezone, de zona de lavar platos, la = afwasruimte, de