a cuadros a rayas abrigo, el
¡adivina! alegrarse de alguna vez
alojarse amarillo / -a azul
bañador, el beso, el blusa, la
botas, las broma, la calcetines, los
camisa, la camiseta, la cepillo de dientes, el
chanclas, las chaqueta, la chubascos, los
cielo, el clase, la color, el
compañeros de clase, los corazón, el corbata, la
corto / -a ¡cuánto me alegro! cumplir 17 años
de moda decidir espaguetis, los
jas, de gestreept geruit
eens / een keer zich verheugen op raad / raden maar!
blauw geel logeren / verblijven
blouse, de kus, de badpak, het / zwembroek, de
sokken, de grap, de laarzen, de
tandenborstel, de shirt / t-shirt, het overhemd, het
regenbuien, de jas / colbert, de slippers, de
kleur, de les / klas, de hemel, de
stropdas, de hart, het klasgenoten, de
jaar worden ik verheug me er op! kort
spaghetti, de beslissen in de mode
está despejado esta mañana está medio nublado
esta noche está nublado está soleado
estar cansado / -a estátua, la estupendamente
extranjero / -a falda, la ¡felices vacaciones!
frío / -a gafas, las gafas de sol, las
Ginebra ginebra, la gorra, la
grados gris hablar por teléfono
hace ....grados (bajo cero) hace buen tiempo hace calor
hace frío hace mal tiempo hace sol
hace viento hacer la maleta hacer las prácticas
hamburguesas, las ¡hasta pronto! hay de todo
het is half bewolkt vanochtend het is onbewolkt
het is zonnig het is bewolkt vanavond / vannacht
geweldig standbeeld, het moe zijn
fijne vakantie! rok, de buitenlands
zonnebril, de bril, de koud
pet, de jenever, de Genève
bellen grijs graden / °C
het is warm het is goed / mooi weer het is ....graden (onder nul)
de zon schijnt het is slecht weer het is koud
stage lopen de koffer inpakken het waait
er is van alles tot snel! hamburgers, de
hay niebla hay tormenta hiela
hoy huevos fritos, los ir a clase
irse de vacaciones isla, la jersey, el
largo / -a lista de vacaciones, la llevar
llevarse llueve mucho / poco macarrones, los
mamá, la manga, la marrón
me alegro de verte Mediterráneo, el minifalda, la
mochila, la muchísimo museo de cera, el
naranja negro / -a nieve, la
noticias del tiempo, las nube, la nunca
olvidar pan francés, el pantalón, el
het vriest het stormt / onweert het is mistig
naar de les / naar school gaan gebakken eieren, de vandaag
trui, de eiland, het op vakantie gaan / vertrekken
dragen vakantielijstje, het lang
macaroni, de het regent veel / weinig meenemen
bruin mouw, de moeder / mama, de
minirok / korte rok, de Middellandse Zee, de ik verheug me erop om jou te zien
wassenbeeldenmuseum, het heel erg veel rugzak, de
sneeuw, de zwart oranje
nooit wolk, de weerbericht, het
broek, de stokbrood, het vergeten
pantalón corto, el papá, el papeles de viaje, los
paraguas, el parque temático, el pasar tiempo en
pasta dentífrica / pasta de dientes, la peine, el pelo, el
pelota, la perfecto / -a por fin
por la mañana por la tarde posibilidad, la
postal, la próximo / -a ¡qué suerte!
¿qué tiempo hace? querido / -a: queso, el
quinto, el recomendable regalar
reloj, el ¡repite! riesgo, el
rojo / -a ropa, la ropa de abrigo, la
salchicha, la sandalias, las sangre, la
reispapieren, de vader / papa, de korte broek, de
tijd doorbrengen in / op themapark / attractiepark, het paraplu, de
haar, het kam, de tandpasta, de
eindelijk perfect bal / voetbal, de
mogelijkheid, de ‘s middags / in de middag ‘s ochtends / in de ochtend
wat een geluk! volgend / volgende ansichtkaart, de
kaas, de lieve..., / beste..., wat voor weer is het?
schenken / cadeau doen aan te raden / raadzaam 5e, de
risico, het / kans, de herhaal! klok / horloge, de
warme kleding, de kleding, de rood
bloed, het sandalen, de worst, de
sangría, la ser práctico / -a siempre
siglo, el sitio, el tacón, el
tarjeta de banco / tarjeta bancaria, la temperatura, la tiempo, el
típico / -a toalla, la todo / -a
tormenta, la va a llover / nevar / helar vaqueros, los
variar verde vestido, el
viento, el viento fuerte violeta
violeta, la ya zapatillas, las
altijd handig zijn sangria, de
hak, de plaats / plek, de eeuw, de
weer, het temperatuur, de bankpas, de
heel / de hele handdoek, de typisch
spijkerbroek, de het gaat regenen / sneeuwen / vriezen onweer, het / storm, de
jurk, de groen variëren
paars harde / stevige wind wind, de
gymschoenen, de al viooltje, het