Aquí tiene/tenga ¿Una mesa para 4 personas? Buenas noches
Buenos días Buenas tardes Aquí hay una mesa libre
¿Qué quiere/quieren beber? ¿Quiere/quieren beber algo? De primero...
¿Y de segundo? Ahora mismo/enseguida ¿Toma/toman postre?
Para mí... ¿Qué prefiere/prefieren? ¿Qué desean de primero?
¿Me trae un poco más de....? Otro/otra/otros/otras ¡Camarero!/¡Camarera!
¿Me trae un/una/el/la .....? Falta un/una ...... Lo/la/los/las traigo inmediatamente
Muy bien Está rico/rica Está demasiado salado/salada
¿Qué tal + gerecht? Me gustan los/las... Me gusta el/la.....
Goedenavond Een tafel voor 4 personen? Alstublieft
Hier is een tafel vrij Goedemiddag Goededag
Als voorgerecht.... Wilt u iets drinken? Wat wilt u drinken?
Neemt u een nagerecht? Het komt er aan En als hoofdgerecht?
Wat wilt u als voorgerecht? Wat heeft u liever? Voor mij....
Ober! Nog een..... Brengt u mij nog wat.../een beetje....?
Ik kom het/ze meteen brengen Er ontbreekt een.... Brengt u mij een..../de..../het....?
Het is te zout Het is lekker Heel goed
Ik houd van..... Ik houd van... Hoe is de.../het...?
Están ricos/ricas La cuenta por favor ¿Tiene la cuenta?
Son veinte euros con diez ¿Cómo puedo pagar? Puede pagar en efectivo o con tarjeta de crédito
Heeft u de rekening? De rekening alstublieft Ze zijn lekker
U kunt contant betalen of met creditcard Hoe kan ik betalen? Het is Ä 20,10