Spaans : Nederlands ¡Aquí tiene!/¡Tenga! = Alstublieft. (als je iets aangeeft) por favor = alstublieft (als je iets verzoekt) destino, el = bestemming, de pagar extra = bijbetalen pagar en efectivo = contant betalen hay un asiento libre = er is een stoel vrij meter en… = ergens iets in stoppen puerta (de embarque) abre a las... = gate gaat open om..., de puerta (de embarque) está abierta/cerrada, la = gate is geopend/gesloten, de puerta (de embarque) cierra a las... = gate sluit om..., de puerta (de embarque), la = gate, de deme su.../sus… = geef me uw... equipaje de mano, el = handbagage, de ¿Prefiere un asiento de pasillo o de ventanilla? = Heeft u liever een stoel aan het gangpad of aan het raam? ¡Está bien!/¡Vale! = Het is goed/okay! es posible + hele werkwoord = het is mogelijk om te... no está bien = het is niet goed cuesta...euros = het kost €... lo siento = het spijt me ¿A qué hora...? = Hoe laat...? facturar = inchecken tarjeta de embarque, la = instapkaart/boarding pass, de hora de embarque, la = instaptijd, de poner la maleta en la cinta = koffer op de band zetten, de la maleta = koffer, de pagar con tarjeta bancaria = met bankpas betalen pagar con tarjeta de crédito = met creditcard betalen ahora mismo = nu meteen salir a tiempo = op tijd vertrekken dentro de...minutos/horas = over...minuten/uur tener exceso de equipaje = overbagage hebben hacer transbordo/transbordar = overstappen pasaporte, el = paspoort, het asiento de pasillo, un = plaats aan het gangpad, een asiento de ventanilla, un = raamplaats/plaats aan het raam, een vuelo directo, un = rechtstreekse vlucht, een cerrar = sluiten asiento, el = stoel/zitplaats, de pesar demasiado = te zwaar zijn/te veel wegen con dos horas de antelación = twee uur van tevoren tener un retraso de dos horas = twee uur vertraging hebben usted está en la fila... = u zit op rij... su número de asiento es el... = uw stoelnummer is...