Spaans : Nederlands ¡Qué pena! = Wat vervelend! ¿Cuál es el problema? = Wat is het probleem? ¿De qué habitación se trata? = Over welke kamer gaat het? ¿Les molesta la música? = Heeft u last van de muziek? Ahora mismo = Nu meteen/onmiddellijk Apuntar la queja = De klacht noteren Demasiado ruido = Te veel herrie El aire acondicionado y el microondas no funcionan = De airco en de magnetron doen het niet/werken niet El apartamento está sobrevendido = Het appartement is dubbel geboekt El dinero = Het geld El frigorífico (el frigo) no funciona = De koelkast doet het niet El grifo está roto = De kraan is kapot El pasaporte está desaparecido = Het paspoort is verdwenen El servicio técnico = De technische dienst El vecino = De buurman Es una calle ruidosa = Het is een lawaaierige straat Está demasiado lejos de la playa = Het ligt te ver van het strand Estar cerrado = Gesloten zijn Estar lejos = Ver weg zijn Estar sucio = Vies zijn Faltan sillas de jardín = Er ontbreken tuinstoelen Gracias por informarme = Bedankt voor het melden Gracias por la ayuda = Bedankt voor de hulp Inmediatamente = Meteen La queja / La reclamación = De klacht La ropa de cama = Het beddengoed Las sábanas no están cambiadas = De lakens zijn niet verschoond Las toallas están desaparecidas = De handdoeken zijn verdwenen Las toallas están sucias = De handdoeken zijn vies Limpio = Schoon Lo pasaré al técnico = Ik zal het aan de monteur doorgeven Lo siento = Het spijt me Lo/La traigo inmediatamente = Ik breng het meteen Los huéspedes del bungalow 15 hacen mucho ruido = De gasten van bungalow 15 maken veel herrie Los servicios = De toiletten Los vasos están quebrados = De glazen zijn stuk Los vecinos = De buren Los/Las traigo inmediatamente = Ik breng ze meteen Mandaré a mi colega = Ik zal mijn collega sturen Me han robado dinero = Er is geld van mij gestolen Me molestan los mosquitos = Ik heb last van de muggen No hay agua caliente = Er is geen warm water No hay papel higiénico = Er is geen toiletpapier Nos falta una almohada = Wij missen 1 kussen/er ontbreekt 1 kussen Nos faltan mantas = Wij hebben geen dekens Nos molesta el tráfico = We hebben last van het verkeer Nos molestan las hormigas = We hebben last van mieren Resolver/solucionar el problema = Het probleem oplossen Se trata de la habitación 233 = Het betreft kamer 233 Traer = Brengen