Spaans : Nederlands quería = ik zou graag willen la ensalada = de salade un momento = een ogenblik Soy yo. = Ik ben het. por favor = graag la fruta = het fruit la verdura = de groente la vez = de keer beber = drinken muchas veces = vaak pocas veces = zelden casi nunca = bijna nooit cuánto = hoeveel la semana = de week el agua mineral = het mineraalwater el kilo = de kilo medio kilo = een halve kilo un kilo y medio = anderhalve kilo el gramo = het gram el litro = de liter el paquete = het pakje la ensalada = de salade un momento = een ogenblik por favor = graag Aquí tiene. = Alstublieft. ¿Algo más? = Anders nog iets? bueno = goed prefiero = ik heb liever ¿Cuánto cuesta? = Hoeveel kost het? costar = kosten querer = willen lo siento = het spijt me sentir = spijten entonces = dan Eso es todo. = Dat is alles. ¿Cuánto es? = Hoeveel is het? muchas gracias = hartelijk dank hasta la próxima = tot de volgende keer