Spaans : Nederlands probar = proberen pedir = bestellen la gamba = de gamba a la plancha = gegrild frito = gefrituurd verde = groen rico = lekker a ver = even kijken llevar = bevatten puedo = ik kan tomar = nemen picante = scherp el vino tinto de la casa = de rode wijn van het huis tomar alcohol = alcohol drinken para mí = voor mij pagar = betalen informarse = informeren