Spaans : Nederlands cocinar = koken el europeo = de Europeaan entender = begrijpen el menĂș = de menukaart el plato = het bord / het gerecht la cena = het diner la costa = de kust rico = rijk / lekker es verdad = het is waar formar = vormen el proyecto = het project conservar = behouden la especie = de soort encontrar = vinden el tipo = het type el jugo = het sap la bomba de vitaminas = de vitaminebom u = of la garantĂ­a = de garantie la calidad = de kwaliteit interrumpir = onderbreken el barco = de boot continuar = voortzetten