Spaans : Nederlands la carretera = de autoweg esta vez = dit keer el baile = de dans el mar = de zee el colombiano = de Colombiaan pocos = weinig hermoso = mooi el ritmo = het ritme popular = populair la población = de bevolking sino = maar cuando = wanneer adecuado = geschikt estar orgulloso de = trots zijn op quizá = misschien gordo = dik descubrir = ontdekken algún día = op een dag preparado para = gereed voor