Spaans : Nederlands la vivienda = de woning expresar = uitdrukken la cantidad = de hoeveelheid Italia = Italië Francia = Frankrijk el propietario = de eigenaar la mayoría = de meerderheid perder = verliezen el piso alquilado = de huurwoning la mitad = de helft hoy en día = vandaag de dag los jóvenes = de jongeren irse = weggaan fijo = vast en el futuro = in de toekomst tener… en propiedad = bezitten la conclusión = de conclusie nadie = niemand la expresión de cantidad = de aanduiding van hoeveelheid hasta encontrar… = tot u … gevonden hebt positivo = positief tener casa propia = een eigen huis hebben la televisión vía satélite = de satelliettelevisie el metro cuadrado = de vierkante meter