Spaans : Nederlands valer = waard zijn el éxito = het succes la comunidad = de gemeenschap gitano = zigeuner- real = echt seguir = doorgaan met animar = motiveren dejar de = stoppen met dedicarse a = zich wijden aan a finales del siglo XX = eind twintigste eeuw el favorito = de favoriet ganar = verdienen representar = vertegenwoordigen Holanda = Nederland sufrir una crisis = een crisis doormaken la crisis = de crisis abandonar = achter zich laten la carrera = de carrière completamente = volledig el pastor = de pastoor el predicador = de predikant la satisfacción = de bevrediging el mundo del espectáculo = de showbusiness durante años = jarenlang en público = in het openbaar volver a = weer gaan grabar un disco = een plaat opnemen el modelo = het voorbeeld