Spaans : Nederlands el Día de los Muertos = Allerzielen el esqueleto = het skelet enseñar = onderwijzen el tabú = het taboe la ironía = de ironie la transición = de overgang vivo = levend instalar = neerzetten muerto = dood ante = voor dar la bienvenida = welkom heten la bienvenida = het welkom la calavera = de schedel la pastelería = de banketbakkerij el cementerio = de begraafplaats la caléndula = de goudsbloem el aroma = de geur la antigüedad = de oudheid declarar = verklaren enumerar = opnoemen