Spaans : Nederlands el extranjero = het buitenland educado = beleefd respetuoso = respectvol la actitud = de houding hacia = tegenover perder la cara = gezichtsverlies lijden cometer un error = een fout maken el dictado = het dictee resultar difícil = zwaar vallen resultar = blijken considerar = van mening zijn interesarse por = zich interesseren voor por último = tot slot desde el principio = vanaf het begin el comportamiento = het gedrag exigente = veeleisend la materia = het vakgebied despertar el interés = interesse opwekken entusiasmarse por = enthousiast worden la coincidencia = de overeenkomst