Spaans : Nederlands la abreviatura = de afkorting el sentido figurativo = de figuurlijke betekenis amanecer = dag worden la era = het tijdperk el Próximo Oriente = het Nabije Oosten el alba = de ochtendschemering aclarar = licht worden anochecer = schemeren chismear = roddelen recién = zojuist andar = gaan patas arriba = in rep en roer trasnochar = nachtbraken la bata = de ochtendjas el rulero = de krulspeld incomodar = hinderen la facha = het uiterlijk tomar por = houden voor la reina de belleza = de schoonheidskoningin superior = bovenste debajo = onder el fascista = de fascist